Hier worden in het najaar 2025 vier Stolpersteine (struikelstenen) onthuld voor:
Max Sluizer
Dorothea Sluizer-Gerson
Miriam Sluizer
Abel Juda Sluizer
Max Sluizer werd op 24 juni 1906 geboren in Amsterdam uit het huwelijk van Salomon David Sluizer en Rebekka Bloch. Na het behalen van zijn HBS-diploma (wegens broederdienst was hij niet dienstplichtig) ging Max Sluizer sociale aardrijkskunde studeren. Daarna (of daarnaast) deed hij Nederlands-Indisch recht waarvoor hij in januari 1931 zijn kandidaats haalde. In april werd hij ‘bestemd voor uitzending naar N.-Indië’ als ‘candidaat inspecterend ambtenaar bij de arbeids-inspectie voor de buitengewesten met standplaats Batavia’. Begin mei 1931 arriveerde hij in Tandjoeng-Priok. Na twee jaar ‘candidaats inspecterend ambtenaar’ te Lahat en te Rantau Prapat (Oostkust Sumatra) te zijn geweest promoveerde hij tot adjunct-inspecteur. Eind april 1934 werd hij ‘wegens overtolligheid eervol uit zijne betrekking ontslagen’. Hij ging terug naar Nederland waar hij kort bedrijfsleider in een confectiefabriek was om vervolgens leraar aardrijkskunde te worden aan het Joods Lyceum. De historicus Jacques Presser was er een van zijn collega’s, Anne Frank een van zijn leerlingen.
Op 18 november 1936 trouwde Sluizer in Amsterdam met de destijds beroemde voordrachtskunstenares, cabaretière, diseuse, en chansonnière Dorothea (Dora) Gerson (Berlijn 23-3-1899), dochter van Max Gerson en Hermine Wohl. Wohl stond, net als haar schoonzoon Max, op de ‘Lijst van in de Gemeente Blaricum wonende Joden’ van 21 maart 1942. Ze woonde er enige tijd op Capittenweg 36 (zie daar) en overleefde de oorlog.
Toen Max Sluizer met de zeven jaar oudere Dorothea Gerson trouwde had zij al een huwelijk achter de rug. Van 1922 tot 1924 was ze de echtgenote van filmregisseur Veit Harlan die later de beruchte antisemitische film Jud Süß zou regisseren.
Onder meer op de site joodsmonument.nl is meer informatie over de carrière van Dora Gerson te vinden. Een uitgebreid interview met haar verscheen in Het Volk van 27 oktober 1938 (zie Delpher).
Op een dag na precies een jaar na haar huwelijk met Sluizer, op 19 november 1937, beviel Dora van een dochter: Miriam en op 21 mei 1940 volgde zoon Abel Juda. Het jonge gezin verhuisde in oktober 1940 van de Amsterdamse Stadionkade 148II naar Blaricum, naar de prachtige villa ‘De Stormvogel’ op Naarderweg 26. Vanaf maart 1941 woonden ze op Wallandlaan 3.
Gedwongen door de maatregelen van de Duitse bezetter moest het gezin Sluizer-Gerson eind 1942 Blaricum verruilen voor Amsterdam. Ze trokken in bij Max’ moeder Rebekka Sluizer-Bloch (sinds 1935 weduwe) op Minervaplein 5hs in Amsterdam. Erg lang zijn ze daar niet gebleven: ze probeerden naar Zwitserland te vluchten, een poging die jammerlijk mislukte. Ze werden onderweg opgepakt en vanuit Durchgangslager Drancy in Frankrijk op 11 februari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd. Daar werden Max Sluizer, Dorothea Sluizer-Gerson en hun kinderen Miriam (5) en Abel Juda (2) op 14 februari 1943 vermoord.
Rebekka Sluizer-Bloch, niet mee op de vlucht maar ondergedoken in Haarlem, benam zichzelf op 9 april 1943 in wanhoop het leven.
Bron: ‘1942: Blaricum, haar joodse inwoners en hoe het hen verging’. https://hdl.handle.net/21.12143/301823155