Hier wordt in 2026 een Stolperstein (struikelsteen) onthuld voor Henriëtte Salomon.
Henriette Salomon werd op 30 juni 1889 geboren in Berlijn. Ze was de oudste van vier dochters van Julius Salomon: Henriette, Leonie (1890), Dora Eva (Tana; 1893) en Charlotte (1895). Over hun moeder heb ik geen gegevens gevonden.
Henriette was vanaf april 1932 lerares Duits, Grieks en geschiedenis (als bijvak) aan de Staatliche Augusta-Schule in Berlijn-Schöneberg. Omdat ze joods was werd ze met ingang van 1 december 1933 op grond van de wet tot herstel van het ambtenarenapparaat ontslagen en kreeg ze een beroeps-verbod. Nog datzelfde jaar vluchtte ze naar Nederland. Haar zussen Leonie en Charlotte gingen met haar mee terwijl Dora Eva met haar man in haar woonplaats Bielefeld achterbleef.
Na een kort verblijf in Zandvoort vestigen de drie zussen zich op Clematislaan 16 in Aerdenhout. In maart 1940 keren ze terug naar Zandvoort: Oranjeflat 55. Henriette werkt in die tijd als (privé-)lerares Grieks, Latijn en Duits; later komt nog Nederlands bij. In maart/april 1940 vragen de zussen Salomon bij het Portugese consulaat in Amsterdam een visum aan. Hun aanvragen worden op 9 mei 1940 afgewezen.
Enkele maanden nadat ze in Zandvoort zijn gaan wonen wordt Henriette ziek. In augustus 1940 wordt ze van de Zandvoort overgebracht naar het St. Jan ziekenhuis in Laren waar ze van 9 september tot 26 oktober door de dr. Holtmann wordt behandeld voor ernstige ischias en gordelroos. Charlotte en Leonie nemen rond die tijd hun intrek op Doodweg 14 (‘De Boschrand’), bij conservenfabrikant Maarten Jan Admiraal (1899) en zijn echtgenote Johanna Henriette Bruseker (1900) die in 1938 vanuit Heemstede naar Laren waren verhuisd. Vermoedelijk hadden het echtpaar en de zussen Salomon elkaar in die omgeving van Heemstede leren kennen en haalden de Admiraals hen naar Laren.
Na 44 dagen in het St. Jan waarvoor de rekening naar Doodweg 14 gaat, wordt de behandeling van Henriette voortgezet bij Zr. Koch op Noolscheweg 29/hoek Prof. van Reeslaan in Blaricum (nu nr. 51). Ook Charlotte en Leonie gaan daar wonen.
De rekeningen van het St. Jan en van Zr. Koch moeten worden betaald. Na de dood van vader Julius, vermoedelijk rond 1938, bezitten de vier zussen Salomon, als ‘Julius Salomon Erben’ gezamenlijk wat aandelen en het ouderlijk huis aan de Werftstrasse in Berlijn. Alleen, in 1940 is Henriette ‘ausgebürgert’ en is er beslag gelegd op haar erfdeel. Haar gevolmachtigde in Duitsland, Franz Israel (!) Sellen schrijft in 1941 de beheerder daarvan aan, het Finanzamt in Berlijn. In zijn brief, met als bijlagen de rekeningen van het St. Jan ziekenhuis, een attest van dr. Holtmann en een verklaring van Zr. Koch, meldt hij dat ‘Frl. Salomon chronisch krank und pflegebedürftig (ist)’ en ‘ausserhalb Deutschlands Vermögen úberhaupt nichts besitzt und nicht arbeitsfähig is’. Zijn verzoek om ondersteuning uit wat haar eigen vermogen is, blijft zonder resultaat.
Lesgeven zal Henriette in die periode niet hebben gedaan; wel doet ze een cursus Hebreeuws. Eind 1941 slaagt ze voor haar eerste examen. Met het oog op een evt. naoorlogs vertrek naar Palestina?
Per 21 maart 1942 staat Henriette (‘H.S. Salomon’) op de lijst van ‘in Blaricum wonende joden (Hoofden van gezinnen)’. Die S. staat voor ‘Sara’, een tweede voornaam die door de Duitse overheid werd opgelegd om aan te geven dat een vrouw met een niet duidelijk joodse eerste voornaam joods was. Ook Charlotte en Leonie hadden dan ook ‘Sara’ als tweede voornaam toegevoegd gekregen. Hun namen ontbraken overigens op genoemde lijst, vermoedelijk omdat Henriette, als oudste, werd beschouwd als hoofd van het gezin Salomon.
Op 7 april 1942 wordt in het huis aan Noolscheweg 29 door Henri Hoenders en Jacques Esseling (beiden Nederlander en NSB-lid) van Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg een boedel inbeslagname document opgesteld. Bij de opmerkingen staat: ‘nur Kleider und Wäsche zur Henriette Sara Salomon gehörend. nur Kleider und Wäsche zu den Schwestern Leonine und Charlotte Salomon gehörend.’ Al het andere zal van ’Frau Koch’ zijn geweest, de verhuurster.
Niet toevallig kort na die boedelopname, op 10 april 1942, vertrekken Leonie en Charlotte naar Amsterdam en vervolgens naar Heemstede. Henriette blijft (nog niet hersteld?) wat langer op de Noolscheweg wonen. Zij vertrekt per 9 oktober 1942 gedwongen uit Blaricum en vestigt zich op Jekerstraat 21III in het pension van Saul Lilienthal (1877-1944). Daar hervat ze haar taallessen. Tot ze wordt opgepakt en op 27 januari 1943 wordt geïnterneerd in Kamp Vught. Op 20 mei van dat jaar wordt ze doorgestuurd naar Westerbork.
Op 10 september 1943 doet het Hoofd boekhouden van Kamp Westerbork aangifte van het overlij-den aldaar op 9 september 1943 van ‘Salomon, Henriette Sara (…) leerares talen te Westerbork’. Ze zou zichzelf van het leven hebben beroofd. Ze werd gecremeerd; haar as is bijgezet op de Joodse Begraafplaats in Diemen. Henriette Salomon was ongehuwd en had geen kinderen.
Leonie en Charlotte Salomon overleefden de oorlog. Ze verlieten Heemstede en vertrokken op 12 november 1946 samen met de S.S. Leerdam van Rotterdam naar New York met als eindbestemming Springfield, Massachusetts, waar hun neef A. Salomon woonde. Op de passagierslijst van de ‘Leerdam’ staat als hun ‘nearest relative or friend’ in het land van vertrek eerdergenoemde Maarten Jan Admiraal uit van de Laren.
De in 1934 in Duitsland achtergebleven zus Dora Eva (Tana) Senkel-Salomon werd in 1943 in Auschwitz omgebracht, haar echtgenoot Richard Senkel (1877) in Sachsenhausen. Voor hen zijn in 2005 bij hun huis in Bielefeld Stolpersteine gelegd.
1 Hermann Theodor Rudolf Holtmann (Werlte (Dld) 1885 - Laren 1957).
2 Vermelding in de telefoongidsen van die jaren: ‘Koch, Zr. E. Rusthuis Langenhorst Noolschew, B 29’. Opmerkelijk: in haar
verklaring t.b.v. Henriette uit 1941 voor het Finanzamt in Berlijn gebruikte Koch de naam ‘Rusthuis Zonnehoek’, dat al sinds
1939 niet meer op Noolscheweg 29 zat.
Zr. E. Koch was vermoedelijk particulier verpleegster Zr. Elfriede Koch (Wageningen 1902).