Hier wordt in het najaar 2025 een Stolperstein (struikelsteen) onthuld voor Lilly Erna Adler.
Lilly Erna Adler werd op 4 september 1892 geboren als dochter van Julius Adler en Rosa Sara Engers.
In haar geboortestad Amsterdam woonde ze onder meer aan de Stadhouderskade en de Wouwermanstraat. "Artiste", staat er op haar gezinskaart, een woord dat evenals "masseuse" en "pensionhoudster" later is doorgehaald.
In 1919 vestigt Lilly Adler zich in Brussel. Drie jaar later keert ze naar Amsterdam terug en gaat daar op de Jacob Obrechtstraat wonen. In september 1940 vertrekt ze naar Laren, naar de Hein Keverweg 3, waar ze vermoedelijk als inwonende hulp werkt. Nog geen maand nadien verhuist ze naar Blaricum waar ze woont (en werkt?) bij Johanna Alberdingk Thijm op de Mosselweg 2. In oktober 1940, zo meldt het Amsterdams Bevolkingsregister, wordt Singel 4 in Blaricum haar nieuwe adres. Op Singel 4, staat ze ook geregistreerd op de gemeentelijke lijst van in Blaricum wonende joden van 21 maart 1942.
Ze moet, als alle joden, verplicht naar Amsterdam verhuizen. Hoewel haar naam op de lijst van een maand later ontbreekt en ze dus officieel niet meer in Blaricum woont, wordt ze pas per 18 december 1942 in Amsterdam ingeschreven. Op Roompotstraat 14II. Van daar wordt ze per 13 mei 1944 uitgeschreven naar Duitsland. Zeker is dat die laatste datum niet kan kloppen en het is zelfs de vraag of Adler niet alleen maar op papier op de Roompotstraat heeft gewoond. Mogelijk is ze in de loop van 1942 ondergedoken.
Hoe dan ook, Lilly Adler zou in Laren (N.H.) als inwonende dienstbode hebben gewerkt bij Marretje Alijda Stork op Engweg 15. Daar is ze, samen met Stork, op 15 november 1943 rond half vier ’s middags door de Rotterdamse recherche gearresteerd. Ze wordt overgebracht naar het Huis van Bewaring in Rotterdam. Uit de Rotterdamse politieadministratie (waarin gemeld wordt dat Adler een "taschje met inhoud" bij zich had en "geen familie meer") valt op te maken dat ze verraden is. Er wordt 7.50 uitbetaald: kopgeld. De arrestatie van Adler en Stork wordt later op die 15de november telefonisch door de Rotterdamse politie aan de collega’s in Laren gemeld. Die nemen een en ander op in hun dag-/nachtrapport van 16 november 1943.
In het rapport van de Larense politie wordt de naam van Adler niet genoemd. Daarin staat dat "Mej. Stork en haar dienstbode zijn gearresteerd". Dat het om Adler ging is door de familie Stork medegedeeld aan de Larense historicus A. Hermans aan wiens onderzoek en verhaal daarover op joodsmonument.nl. een belangrijk deel van bovenstaande gegevens rond Adlers arrestatie is ontleend.
Tot 10 december 1943 blijft Adler in het Huis van Bewaring. Dan wordt ze met een groep andere joodse onderduikers naar Kamp Westerbork overgebracht. Op 25 januari gaat ze op transport naar Auschwitz; drie dagen later, op 28 januari 1944 wordt ze daar vermoord. Voor zover ik weet is Lilly Erna Adler ongehuwd en kinderloos gebleven.
Adlers werkgeefster, Marretje Alijda Stork, tegelijk met haar gearresteerd, wordt overgebracht naar Kamp Vught en op 20 juni 1944 weer vrijgelaten.
Dat Lilly Erna Adler geen familie meer had, zoals ze kennelijk aan de Rotterdamse politie vertelde, klopt niet. Ze had een broer, Willy Adolf (Amsterdam 17-7-1890). Hij zat van 30 december 1942 tot juli/augustus 1943 in Kamp Westerbork, werd toen vrijgelaten en overleed in 1949 in Haarlem.
Bron: ‘1942: Blaricum, haar joodse inwoners en hoe het hen verging’. https://hdl.handle.net/21.12143/301823155