Op 13 december 2025 is hier een Stolperstein (struikelsteen) onthuld voor Gertrude Armuth.
Over Gertrude Armuth is helaas weinig bekend. Wél weten we dat ze op 1 december 1901 in Wenen werd geboren als oudste dochter van het een jaar eerder in Pozsony (destijds: Hongarije) gehuwde echtpaar Samu (Samuel) Armuth (Budapest 1874) en Emilie Schwarz (Wenen 1877). In 1908 kwam, ook in Wenen, nog haar zusje Johanna (roepnaam: Hindel) ter wereld.
Op 31 januari 1934 trouwde Gertrude, breister van beroep. in Wenen met reclametekenaar Ferdinand Alfred (Ferry) Zipper (Wenen 1911 - Bruck an der Mur 1985).
In april 1939 vestigt Zipper zich in Nederland. Alleen, zonder zijn echtgenote. Armuth, die op last van de Duitse overheid aan haar voornaam Gertrude de tweede voornaam Sara had moeten toevoegen om aan te geven dat ze joods was, volgt op 13 mei. Ze voegt zich niet bij haar man maar neemt haar intrek in een pension in Amsterdam, op Leidschekade 89hs. Het kinderloos gebleven echtpaar gaat In september 1939 officieel uit elkaar. Al gauw, in oktober 1939, verruilt Gertrude het Amsterdamse pension voor Paviljoenweg 4 in Huizen bij J. Vierhout, poelier. Ook hier is haar verblijf van korte duur: na 5 maanden, in april 1940, vertrekt ze naar Blaricum, Dorp(s)straat 3. Het is het adres van de groentehandel van Dirk Beek die daar kamers verhuurt.
Gedwongen door de Duitse maatregelen daartoe verlaat Armuth Blaricum zomer 1942 en schrijft zich als ‘inwonend’ in op Deurloostraat 10II in Amsterdam, bij Petronella Elizabeth Berkhout. Meer dan een zolderkamer heeft ze daar niet.
Vanuit Amsterdam wordt ze naar Westerbork getransporteerd waar ze van 7 tot 31 augustus 1943 gevangen zit. Dan wordt ze op transport gesteld naar Auschwitz waar ze, 41 jaar oud, op 3 september 1943 wordt vermoord.
Over het lot van Gertrudes ouders is mij niets bekend; ze lijken niet tot de oorlogsslachtoffers te hebben behoord. Zeker is dat haar zus Johanna, niet voor de nazi’s gevlucht maar in Wenen gebleven, overleefde. In 2005 is ze daar overleden.
Bron: ‘1942: Blaricum, haar joodse inwoners en hoe het hen verging’. https://hdl.handle.net/21.12143/301823155