Hier worden in 2026 elf Stolpersteine (struikelstenen) onthuld voor:
Louis Cutzien
Salomon Meljado
Reina Zwaab en familie
Lokatie is nog niet bekend want het huis staat er niet meer.
Transitorium Naarderheem heet het tegenwoordig (was ziekenhuis Tergooi Blaricum), het vroegere Sanatorium Hoog Laren op Rijksweg 1 in Blaricum waar (ook) het personeel werd ondergebracht. Het gebouw is er niet meer en voor de drie daar in 1942 volgens de ‘lijst van in Blaricum wonende joden’ verblijvende oorlogsslachtoffers hieronder kunnen er daarom geen Stolpersteine worden gelegd. Geen echte tenminste. En daarom maar deze drie virtuele struikelstenen voor Louis Cutzien, Salomon Meljado en Reina Zwaab. We gedenken ook hen.
Louis Cutzien (Krukziener)
‘Cutzien zich noemende en schrijvende Krukziener’, zo staat op de gezinskaart van Louis Cutzien uit het archief van de Gemeente Amsterdam. Louis was een Tukker, op 29-8-1893 geboren in Oldenzaal als zoon van pettenmaker Salomon Cutzien (†1903) en Franziska Lilienfeld. Hij had een oudere broer, Adolf Philip (1892-1940).
Louis Cutzien was handelsreiziger/vertegenwoordiger en later ‘Waschverzender’. Langs wat omwegen vestigde hij zich vanuit Duitsland in 1924 in Amsterdam waar hij op diverse adressen woonde. In 1940 bijvoorbeeld op de Noorder Amstellaan 108hs (de tegenwoordige Churchilllaan), mogelijk een pension. Of hij zijn toekomstige vrouw daar leerde kennen is niet duidelijk maar in elk geval woonde ze daar ook: modiste Hedwig Strauss (Frankfurt 11-6-1896). Ze was sinds 1939 weduwe en had twee zonen van rond de18, Isaak Kurt en Simon Ernst Niedermann, die niet meer bij haar woonden. In mei 1940 gingen Cutzien en Strauss samen op Vechtstraat 53hs wonen. In maart 1941 verhuist zij naar Reggestraat 8 terwijl Louis, alleen, naar Rijksstraatweg 1 in Blaricum vertrekt, het adres van Sanatorium Hoog Laren. Hij zal er als wasverzender hebben gewerkt.
Op 1 april 1941 trouwen Louis en Hedwig in Blaricum. Zij blijft in Amsterdam wonen waar ze vijf weken na hun huwelijk, op 7 mei 1941, overlijdt.
In november 1942 keert Louis, zonder twijfel gedwongen door anti joodse maatregelen, naar Amsterdam terug: Vechtstraat 60hs. Officieel wordt hij van daar op 17 januari 1944 uitgeschreven naar Duitsland.
Of Cutzien werkelijk op de Vechtstraat is gaan wonen of dat het om een schijnverhuizing ging, is niet bekend. Bekend is wel dat hij onderdook op de Van Golsteinlaan 18 in Ugchelen, in pension Elja-Zamy. In de nacht van 14 op 15 juli 1943 werd hij daar bij een inval gearresteerd en naar Kamp Westerbork overgebracht waar hij op 16 juli aankwam. Vrijwel direct, op 20 juli, werd hij op transport naar Sobibor gesteld. Op 23 juli 1943 werd Louis Cutzien daar vermoord.
Van het overlijden van Louis Cutzien werd in maart 1950 ‘vanwege de Minister van Justitie in Amster-dam aangifte gedaan’.
Louis’ moeder, Franziska Cutzien-Lilienfeld (Diepenau 1867), werd op 12 februari 1943 in Auschwitz vermoord. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat zijn dood op 29 mei 1940 in Apeldoorn iets met de oorlog of met de jodenvervolging te maken had, staat ook Louis’ broer Adolf Philip (1892) als oorlogsslachtoffer te boek. Apart.
Isaak Kurt Niedermann (1922) werd op 21 januari 1945 in Blechhammer (een buitenkamp van Auschwitz) vermoord. Zijn broer Simon Ernst (1920) was in juli 1939 met zijn echtgenote naar Palestina geëmigreerd. In 1980 overleed hij in Haifa.
Salomon Meljado
Salomon Meljado werd geboren in Amsterdam op 29 november 1914 uit het huwelijk van Juda Meljado (1891) en Roosje Achttienribben (1890). Zijn ouders scheidden in 1920. Zijn moeder hertrouwde met Philip Bed en zijn vader met Roosje Tas.
Volgens het militieregister zat Salomon Meljado na 7 jaar lager onderwijs nog anderhalf jaar op de schoenmakersvakschool en was hij bediende in een schoenhandel. Hij werd voor de militaire dienst ‘voorgoed ongeschikt’ bevonden vanwege een hartkwaal.
Hij bleef ongetrouwd en kinderloos.
Op 7 januari 1939 werd Salomon Meljado vanuit Amsterdam, waar hij met zijn moeder (en stief-vader?) op de Korte Reguliersdwarsstraat 12II woonde, opgenomen in Sanatorium Hoog Laren op Rijksstraatweg 1 in Blaricum.
Op de opgave van de gemeente Blaricum aan het Gewestelijk Arbeidsbureau van voor tewerkstelling in Duitsland in aanmerking komende joodse mannen, gedateerd oktober 1942, staat achter Meljado’s naam: ‘t.b.c. patiënt. Wordt verpleegd in sanatorium voor borstlijders Hoog-Laren’.
Met datzelfde adres stopt de archiefkaart van Meljado bij het Amsterdams Bevolkingsregister. In het Register Vertrokken Personen is te zien dat Meljado op 2 augustus 1943 uit Blaricum werd uitgeschreven, maar dat is een ambtelijke en geen werkelijke datum. Verondersteld mag worden dat Meljado niet naar Amsterdam terugkeerde maar onderdook. Hij belandde in Kamp Westerbork waar hij tot 6 juli 1943 zat. Toen werd hij op transport gesteld naar Sobibor.
Op 16 mei 1950 werd door de Minister van Justitie bij de gemeente Blaricum schriftelijk aangifte gedaan van de dood van Salomon Meljado op 9 juli 1943 in Sobibor. Vermoord, net als zijn ouders (Juda Meljado en Roosje Bed-Achttienribben; beiden in 1943 in Auschwitz), zijn broer Aron Juda (Auschwitz 1944) en diens echtgenote Elisabeth Meljado-Bierman (1914-1943) en zijn halfbroer Isaac Juda (1944 Günthergrübe, Polen).
Reina Zwaab
Reina was een van de zeven kinderen van Philip Zwaab (1888) en Judith Blog (1889). Ze werd op 7 mei 1920 geboren in Amsterdam. Van haar is niet veel meer bekend dan dat ze fabrieksarbeidster was en ongetrouwd en kinderloos is gestorven.
Op 5 december 1941 vertrok Reina Zwaab van de Louis Bothastraat 13II, waar ze nog bij haar ouders thuis woonde, als patiënt of om er te werken (daarover is geen duidelijkheid) naar Rijksstraatweg 1 in Blaricum: Sanatorium Hoog Laren. Daar staat ze per die datum ingeschreven maar op de woningkaart van dat adres is geen uitschrijving genoteerd. Het lijkt er op dat ze niet meer naar Amsterdam is teruggegaan maar is ondergedoken in de buurt van Blaricum waar ze dan zou zijn opgepakt. Naar het precieze hoe, wat en waar is het gissen maar in elk geval zat Reina tot 21 september 1943 in Kamp Westerbork. Op die dag werd ze naar Auschwitz gedeporteerd waar ze drie dagen later werd vermoord.
Bij de gemeente Blaricum werd op 28 september 1951 vanwege de Minister van Justitie schriftelijk aangifte van dat overlijden gedaan.
Behalve Reina werden ook haar ouders:
Philip Zwaab, 54, Auschwitz, 12-10-1942
Judith Zwaab-Blog, 53, Auschwitz, 12-10-1942
en al haar broers en zusjes:
Dora Smeer-Zwaab, 32, Sobibor, 11-6-1943
Joanna Drukker-Zwaab 30, Sobibor 9-7-1943
Emanuel Zwaab. 27, Sobibor 16-4-1943
Rosalie Waterman-Zwaab 25, Sobibor 21-5-1943
Gerard Zwaab, 17, Auschwitz 30-9-1942
Joël Zwaab, 14, Auschwitz, 12-10-1942
in de Duitse vernietigingskampen vermoord.
Bron: ‘1942: Blaricum, haar joodse inwoners en hoe het hen verging’. https://hdl.handle.net/21.12143/301823155