Hier worden in het najaar vier Stolpersteine (struikelstenen) onthuld voor Jeannette (Jenny) Porges, Gertrud Jacobine Abraham, Ilse Abraham en Manfred Victor.
Bussummerweg 33 was het ruim bemeten landhuis van de joodse behangselfabrikant Koos Philip Gomperts en zijn niet-joodse vrouw Maria Berdina (Mies) van Outersterp. Vanaf eind jaren dertig verhuurden ze een deel ervan. Rond de zomer van 1940, kwamen er joodse vluchtelingen wonen die Rotterdam hadden moeten verlaten. Volgens de ‘Lijst van in de Gemeente Blaricum wonende Joden’ woonden in het voorjaar 1942 op Bussummerweg 33:
Jeannette (Jenny) Porges (Hamburg, 1862), sinds 1929 weduwe van Moritz Abraham (Scheinsee 1852). Het echtpaar had twee dochters, Gertrud en Ilse. In januari 1939 verhuisde Porges van Hamburg naar Rotterdam. Ze woonde er bij haar jongste dochter Ilse en haar man Manfred Victor. Elders in Rotterdam woonde ook haar andere dochter, Gertrud. In oktober 1940 vertrekt Jenny Porges met haar dochters, haar schoonzoon en haar kleinkind uit Rotterdam. Naar Blaricum. Ze verblijven kort in een pension op de Matthijssenhoutweg en verhuizen daarna naar Bussummerweg 33. Na een gedwongen verhuizing naar Amsterdam, in juli 1942, wordt ze op 23 januari 1943 naar Westerbork getransporteerd waar ze tot 10 maart blijft. Dan wordt ze afgevoerd naar Duitsland. Drie dagen later, op 13 maart 1943 wordt ze in Sobibor vermoord.
Gertrud Jacobine Abraham (Hamburg, 1898), dochter van Moritz en Jenny Abraham-Porges. In april 1939 ontvluchtte ze haar land en ging in Rotterdam wonen. Ze was dienstbode, ongetrouwd en kinderloos. In Rotterdam woonden ook haar moeder en haar jongere zus Ilse met man en kind. Met z’n allen vertrekken ze in oktober 1940 naar Blaricum, verblijven kort in een pension op de Matthijssenhoutweg en belandden tenslotte op Bussummerweg 33. Op 8 juli 1942 verhuist Gertrud Abraham verplicht naar Amsterdam om op 3 september op transport naar Westerbork te worden gesteld. Een dag later wordt ze naar Auschwitz gedeporteerd waar ze op 7 september 1942 wordt vermoord.
Ilse Abraham (Hamburg, 1900), jongste dochter van Moritz en Jenny Abraham-Porges. Getrouwd met Manfred Victor. Het echtpaar heeft een dochter, Elli. In september 1937 verlaat het kleine gezin Victor-Abraham Duitsland om in Rotterdam te gaan wonen. In de loop van 1939 voegen Ilses moeder en haar zus Gertrud zich bij hen. Ook Ilse, haar man en hun dochter komen in oktober 1940 op Bussummerweg 33 terecht. Gedwongen verhuizen Ilse en haar man per 30 juni 1942 naar de Amsterdam. Ook hun inmiddels 20-jarige dochter gaat daarheen maar naar een ander adres dan haar ouders. Manfred en Ilse Victor-Abraham worden op 7 augustus 1942 op transport gesteld naar Westerbork. Op 25 mei 1943 worden ze naar Sobibor gedeporteerd. Daar zijn ze op 28 mei 1943 vermoord.
Manfred Victor (Wandsbek, 1886), handelsreiziger en getrouwd met Ilse Abraham. Zijn geschiedenis is identiek aan die van zijn echtgenote (zie boven). Vermoord in Sobibor op 28 mei 1943.
Onderstaande vier bewoners van Bussummerweg 33 overleefden de holocaust. Bijzonderheden daarover: zie de brontekst.
Elli Victor (Hamburg, 1922), dochter van het echtpaar Victor-Abraham.
George Werner Zwillenberg (Eylau (Dld), 1918).
Bertha Bermann (Einartshausen (Dld), 1874), weduwe van Emanuel Gutsmuth (1855).
Curt/Kurt Gutsmuth (Wieseck, 1905) zoon van Bertha Bermann en Emanuel Gutsmuth. Hij ontbreekt op de ‘Lijst van in de Gemeente Blaricum wonende Joden’ uit 1942. Vermoedelijk had hij zich niet aangemeld.
Voor hun hulp aan joodse onderduikers werden Maria Berdina Gomperts-van Outersterp (1893-1967) en haar broer Eduard Joannes van Outersterp (1895-1956) op 22-10-1980 door Yad Vashem postuum onderscheiden als Righteous Among the Nations.
Bron: Ron van den Berg: "1942: Blaricum, haar Joodse inwoners en hoe het hen verging."