Hier worden op 4 mei a.s. om 14.00 uur zes Stolpersteine (struikelstenen) onthuld voor Abraham Kopman en Laija Kopman-Thaler, Jozef Thaler, Emanuel Querido en Jane Querido-Kozijn en Marianna Schavrien-Blom.
Op Zwaluwenweg 1 in Blaricum staat aan het begin van de oorlog pension-rusthuis ‘Refugium’, geleid door de Rotterdamse Neeltje de Graaf en haar zus Gijsbertha. Vanaf 1942 nemen zij joodse onderduikers in pension, naar hen verwezen door het Huizer echtpaar Wim en Dien van Straten dat onder meer ook voor de nodige distributiebonnen zorgt, of door de Blaricumse huisarts Herman de Vries Robbé. Begin juli 1943 gaat het om zeven onderduikers:
Jozef Thaler alias Jo Gerstner, op 3 oktober 1897 geboren in Chrzanow, Polen. Voor hij onderdook woonde hij in Amsterdam, laatstelijk op Nieuwe Prinsengracht 81. Hij is mede-eigenaar van ‘Weener Coupe’ op de Haarlemmerstraat. Thaler is ongehuwd. Hij wordt via een tussenpersoon ondergebracht in ‘Refugium’.
Marianna (Jannie) Schavrien-Blom (Amsterdam 12-10-1912), naaister van beroep, getrouwd met kleermaker Asser Schavrien die elders is ondergedoken. Het echtpaar woonde in Amsterdam op de President Brandstraat. Via dezelfde tussenpersoon als Jozef Thaler duikt ze aanvankelijk onder bij het echtpaar Van Straten om begin 1943 naar ‘Refugium’ te verhuizen. Haar twee dochters zitten apart van hun ouders ondergedoken.
het Ashkenazisch-Joodse echtpaar Abraham Kopman (Amsterdam 8-11-1901) en Laija Kopman-Thaler (Chrzanow, Polen, 23-2-1900). Laija is de zus van Jozef Thaler en woont met haar man en haar dochter Henriette (Jettie) in de Haarlemmerstraat in Amsterdam, boven kleermakerij en herenkledingzaak ‘Weener Coupe’ waarvan Kopman mede-eigenaar is. Zonder hun dochter, elders in veiligheid gebracht, duiken ze midden 1943 door bemiddeling van Wim van Straten in ‘Refugium’ onder.
de Amsterdamse boekhandelaar en uitgever Emanuel Querido Amsterdam (6-8-1871) en zijn vrouw Jane Querido-Kozijn (Amsterdam 12-11-1866). Het echtpaar woonde op Neuhuysweg 10 in Laren. Sinds februari 1943 medewerker van de Joodse Raad, zou Querido een zogenaamde ‘Sperre’ hebben gekregen. Uiteindelijk moest het echtpaar toch onderduiken. Hun huisarts Herman de Vries Robbé regelde met Neeltje de Graaf dat ze in ‘Refugium’ terechtkonden.
de zevende onderduiker was ‘een aardige jongen van een jaar of 17’ van wie de naam tot op de dag van vandaag niet bekend is. Vermoedelijk Pools.
De onderduikers van ‘Refugium’ werden verraden. Op 10 juli 1943 volgde een inval en werden zes van hen (de 17-jarige jongen ontkwam) plus Neeltje de Graaf opgepakt en per tram naar Amsterdam overgebracht. Neeltje werd als politiek gevangene naar Kamp Vught gestuurd; na 5 maanden kwam ze vrij.
Jozef Thaler, Marianna (Jannie) Schavrien-Blom, Abraham Kopman, Laija Kopman-Thaler, Emanuel Querido en Jane Querido-Kozijn werden via Kamp Westerbork naar Sobibor gedeporteerd waar ze op 23 juli 1943 werden vermoord. De aanvankelijk ontkomen zevende onderduiker zou later alsnog zijn opgepakt en eveneens in Duitsland zijn vermoord.
Het bovenstaande is een beknopte samenvatting van ‘De zeven onderduikers Zwaluwenweg 1’ door Ron van den Berg en de Larense historicus Aaldrik Hermans, gepubliceerd in DEELgenoot 107 van de Historische Kring Blaricum, voorjaar 2025.