Stolpersteine Zwaluwenweg 26 (nu 28)
Stolpersteine Zwaluwenweg 26 (nu 28)
Hier worden in het voorjaar twee Stolpersteine (struikelstenen) onthuld voor Baruch Lopes de Leão Laguna en Rose Lopes de Leão Laguna-Asscher.
Baruch Lopes de Leão Laguna werd geboren in Amsterdam op 16 februari 1864 uit het huwelijk van Salom Lopes de Leão Laguna en naaister Sara Marcus Kroese. Vanaf zijn tiende zit hij in het Portugees Israëlitisch jongens Weeshuis Aby Jetomim ( vader der wezen) aan de Jodenbreestraat 89 in Amsterdam dat hem vanwege zijn tekentalent naar het Quellinus stuurt, een befaamde Amsterdamse kunstnijverheidsschool. Hij kan dan decoratieschilder worden. Zijn ambities liggen daar echter niet en na een paar jaar stapt hij over naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Hij wordt kunstschilder. Op 17 maart 1898 trouwt Baruch in Amsterdam met Rose Asscher (Londen 31-5-1872), voorechtelijke dochter van Sophie Moses uit Den Haag en commissionair in diamanten Martinus Asscher uit Amsterdam. Uit het huwelijk van Rose en Baruch wordt in 1899 hun zoon Lodewijk geboren. Rond die tijd verhuist het gezinnetje naar het Gooi. In 1902 wordt in Laren hun tweede zoon geboren Martinus. Zij kopen in 1931 voor 8000 gulden van de weduwe Blok-Dijkstra de door de aannemer/timmerman Wieger Kokje gebouwde villa “ Denny Hole” op Zwaluwenweg 26 (nu 28) in Blaricum waar ze de Larense architect H.C. Elzinga een atelier laten bijbouwen. In 1937 verongelukt hun zoon Martijn (motorongeluk). In 1943 worden ze gedwongen hun huis te verkopen aan het NSB gezin Hoekstra. Ze duiken onder en moeten meerdere keren een nieuw onderkomen vinden. Baruchs laatste adres was Pension de Hoeve, Hein Keverweg 1 in Laren. Daar was het hem te druk en hij vertrok weer. Net op tijd want op de laatste dag van die maand wordt daar een inval gedaan. Maar na negen dagen wordt ook hij verraden en aangehouden. Via Kamp Vught werd hij naar Auschwitz gedeporteerd en op 19 november 1943 vermoord.
Rose Lopes de Leão Laguna -Asscher weet nog een korte tijd uit de handen van de nazi’s te blijven. Uiteindelijk werd ook zij op 18 januari 1944 opgepakt en overgebracht naar Amsterdam. Drie weken later, op 11 februari 1944 werd Rose ook in Auschwitz vermoord. Hun zoon Lodewijk (violist) overleefde de oorlog.
Baruch zijn harmonische kleurgebruik en evenwichtige posities trokken ieders aandacht. Zijn werk was enorm populair, maar Baruch had geen behoefte aan bekendheid. Hij exposeerde weinig, mede omdat zijn werk meestal direct werd verkocht. In 1916 kreeg hij voor een van zijn portretten een gouden medaille, uitgereikt door koningin Wilhelmina en in 1921 wederom, dit keer voor een portret van “een jonge violist”. Baruch heeft een groot oeuvre nagelaten. Veruit het meeste werk is in privé-bezit. Maar er hangt werk in het Joods Museum in Amsterdam en in het Singer te Laren.
Bron: Ron van den Berg:"1942: Blaricum, haar joodse inwoners en hoe het hen verging."